

De Nederlandse Spoorwegen gebruikten in de jaren ’50 en ’60 betonnen abri’s op kleinere stations en haltes zonder stations gebouwen. Deze eenvoudige, functionele schuilplaatsen boden reizigers bescherming tegen regen en wind. Vaak voorzien van glazen panelen voor extra zicht, waren ze duurzaam, vandalismebestendig en goedkoop te produceren. Dit maakte ze ideaal voor de uitbreiding van het spoorwegnet in de naoorlogse wederopbouwperiode. Hoewel veel betonnen abri’s zijn vervangen door modernere constructies, zijn op sommige plekken nog originele exemplaren te vinden, die herinneren aan het naoorlogse tijdperk van wederopbouw en standaardisatie van het Nederlandse spoorwegnet.